Verkeersboetes.
De werkgever is wettelijk (eind)verantwoordelijk voor de omstandigheden waaronder en waarin een werknemer (maar ook bijvoorbeeld een uitzendkracht, vrijwilliger of stagiair) zijn werk moet doen. De werkgever draait als baas en gezagdragende ook op de door de werknemers veroorzaakte schades in de uitvoering van zijn werk.
De hoofdregel voor deze niet-aansprakelijkheid van de werknemer wordt aangegeven in artikel 7: 661 lid 1 BW. Vrij vertaald staat hier dat de werknemer niet door de werkgever voor schades aansprakelijk gesteld kan worden tenzij de schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid.
Van opzet of bewuste roekeloosheid (de werknemer moet zich direct voorafgaande aan de schade opleverende daad, daadwerkelijk bewust zijn van het roekeloze karakter van zijn gedraging) is overigens niet al te snel sprake. Een stommiteit valt hier bijvoorbeeld niet onder. Het verliezen van een bedrijfssleutelbos valt daar ook niet zo maar onder.
Bijzonder discussiepunt in deze door de jaren heen waren de verkeersboetes die chauffeurs opliepen tijdens werktijd met de auto van de zaak of met de privé auto die voor zakelijke doeleinden werd gebruikt. Te hard rijden, door rood rijden, foutparkeren e.d. leverden vaak aanzienlijke geldboetes op, boetes waarvan het de vraag was voor wiens rekening dat moest komen.
Hierbij lag het onderwerp zeer gevoelig omdat als de verkeersovertreding was begaan met de bedrijfsauto de boete op naam van de kentekenhouder (de werkgever) kwam te staan en als de overtreding in de privé auto was begaan, viel de boete op de mat bij werknemer thuis.
Tot de Hoge Raad in 2008 uitspraak deed waren de juridische meningen verdeeld en was de jurisprudentie niet eenduidig, alhoewel meestal de boete uiteindelijk voor rekening kwam van de werkgever op grond van de hoofdregel van artikel 7: 661 lid 1 BW: alleen als de werkgever opzet of bewuste roekeloosheid kon aantonen kon de boete voor rekening van de werknemer komen.
De Hoge Raad heeft op 13 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC8791, voorheen LJN BC8791) het Salomonsoordeel geveld door niet eerst naar de hoofdregel van het BW te kijken, maar de achtergronden van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) onder de loep te nemen.
In artikel 5 van de WAHV staat dat de verkeersboete wordt opgelegd aan de bestuurder van het voertuig waarmee de overtreding werd begaan. Als echter de bestuurder niet direct bekend is, denk aan een foto via een flitspaal, wordt de boete opgelegd aan de kentekenhouder.
De Hoge Raad achtte deze wettelijke volgorde van groot belang: de feitelijke dader is de pineut voor de betaling van de boete, is die niet direct te achterhalen dan wordt pas de kentekenhouder/voertuigeigenaar aangeschreven. Maar in dit laatste geval wordt vervolgens niet bij voorbaat wettelijk uitgesloten dat de feitelijke dader alsnog de rekening gepresenteerd mag krijgen.
Bovendien vond de Hoge Raad het bij verkeersboetes onverteerbaar als er een praktijkverschil zou zijn tussen een verkeersboete opgelopen met een bedrijfsauto (de werkgever wordt beboet) en met een privé auto (de werknemer wordt beboet).
De keuze die de Hoge Raad in zijn uitspraak deed was uiteindelijk ten voordele van de werkgever. Verkeersboetes komen voor rekening van de werknemer die de verkeersovertreding heeft begaan ongeacht of die in een bedrijfsauto zat of in een privé auto (die voor zakelijke doeleinden werd gebruikt).
De hoofdregel dat de werknemer alleen maar bij opzet of bewust roekeloos handelen aansprakelijk gesteld kan worden voor schades werd door de Hoge Raad niet van toepassing geacht doch, vanwege de specifieke verkeersovertredingsproblematiek en de wetgeving via de WAHV, de wettelijke uitzonderingsregel van artikel 7: 661 lid 1 BW (waarvan in de praktijk zelden tot nooit eerder gebruik kon worden gemaakt).
De werknemer/chauffeur draait dus op voor verkeersboetes. Echter, voordat de werkgever zich rijk rekent: indien hij de werknemer opzadelt met onmogelijke opdrachten en de werknemer loopt daardoor een verkeersboete op, is de werkgever toch echt zelf aansprakelijk voor het dragen van de boete.